Tekst Robert van Gijssel (Volkskrant)
Toen Tony Allen vorig jaar op 79-jarige leeftijd overleed, stierf
hij niet bepaald als een gelouterde musicus in ruste. De legendarische
drummer zat midden in een prachtig project, dat ons nu als postuum
eerbetoon alsnog wordt aangereikt. Allen had de samenwerking gezocht met
een tiental vooruitstrevende vocalisten uit de hiphop en wilde aan deze
nieuwe generatie kennelijk de hartslag van de Nigeriaanse muziek
doorgeven: de strak funkende drums en percussie van de afrobeat, die
Allen met Fela Kuti in het leven had geroepen. Dat ritme doofde voor
Allen nooit uit, zegt hij in een gesproken intermezzo op het album There is No End. ‘Het stopt niet. Het ritme gaat altijd door. En ik moet het blijven onderzoeken.’
Luisterend naar het met zorg vormgegeven album moet je ook
constateren dat Allen inderdaad zoekende bleef: zijn groove onder de
hiphoptracks is natuurlijk uit duizenden herkenbaar, met die driftige
uitbarstingen op de toms en bekkens van zijn drumset naast de verder
vrij onverstoorbare dansbeat. Maar Allen lijkt zijn stuwende spel ook
dienstbaar te willen maken aan de golvende flow van de rappers, zoals
bijvoorbeeld Sampa the Great.
Het nummer Stumbling Down met deze Zambiaanse is een van de
hoogtepunten van de plaat: een funky hiphoptrack met de allure van een
clubhit, waarin Allen rauwe percussiebreaks mixt met dubbende baslijnen
en het onweerstaanbare, vocaal vervormde refreintje van de rapper. Ook
mooi: het nummer Dear in Headlights, met hoofdrollen voor de
snerende Amerikaanse rapper Danny Brown en een kurkdroge baspartij op
Allens springerige ritmes. Een feestelijke en vooral energieke plaat, en
dus een glimmende kroon op het hoofd van de dode drumgod.