James Blake bracht zijn album The Colour In Anything op het juiste
moment uit. Middenin een regenachtige week. Donkere wolken, neerslag,
koel. Neergedaald tezamen met bakken vol fris water. Vanuit het niets
gedropt, net als Beyoncé even ervoor. Opener Radio Silence zet op
wonderschone wijze de toon voor het mistroostigste album van Blake tot
nog toe. Zijn schitterende stemgeluid geeft met klinische precisie zijn
extravagante verdriet weer. Veel van zijn liedjes zijn rond een herhaald
mantra gebouwd. Vol pijn. Verlangen. "I can’t believe this, you don’t
wanna see me. I’m sorry I don’t know how you feel. Just please. More
time." Herhalingen die binnendringen en nadrukkelijk om meer herhaling
vragen. Point begint vervolgens minimalistisch en ontaardt middels
slimme loops en vervormd stemgeluid in een prachtige popballade. De
emotie regeert vrijwel continu, bijvoorbeeld tijdens Love Me In Whatever
Way die qua melancholie doet denken aan een van de donkerste
wintermaanden. Er is pijn, hartzeer en tevens het besef dat andere
mannen er nog slechter aan toe zijn, muzikaal overigens vol ironie
omlijst met een lachend achtergrondpubliek. Samenwerkingen zijn er met
Frank Ocean op het geluids- en instrumentrijke Two Men Down en even
daardoor met goede vriend Justin Vernon van Bon Iver op het harmonieuze I
Need A Forest Fire. Met 17 (!) tracks is deze derde van Blake een lange
zit, al zullen zijn bewonderaars daar niet om malen. Integendeel. Die
liggen in bed en kwijnen mee weg. The Colour In Anything is er eentje
voor de eindlijstjes. Recensent Jelle Teitsma